Ne muer op de Gantoise

Als kind ging ik met mijn grootvader naar de Gantoise kijken. De topschutter toen was de eerste en lange tijd enige zwarte speler in onze competitie: Leon Mokuna. Hij is begin dit jaar overleden. Ik herinner mij haarscherp dat men het in de uitvoerige commentaren op de Volksplaatsen nooit had over een zwarte, ook niet over een neger. Wel over ne muer (een moor), en dat was een gewoon woord. Mokuna was wel onze chou: hij kon ze binnenschieten als niemand anders. Zo hard dat hij ooit een gat in het doelnet had geschoten, ging het verhaal. Tegelijk werden er over diene muer ook andere verhalen verteld.

Verhalen over zijn prestaties buiten het voetbal. Over hoe hij ongelooflijk kon drinken, maar daarna des te beter kon voetballen. En dan was er een verhaal dat ik – als zesjarige – niet verstond. ’t Schijnt da oas zaane piet omuuge stoat, da g’er nen iemer keunt an hange. (Vergeeft u mij dit niet te hertalen.)

Ik moest daar deze week aan denken toen ik het Channel 4-fragment zag waarin een jonge zwarte vrouw - nota bene politieadviseur over multiculturele kwesties – plots de vraag krijgt of de standbeelden van Winston Churchill mogen blijven staan. De vrouw antwoordt dat ze het niet goed weet: sommigen zeggen dat hij een racist is, zegt ze, voor anderen is hij een held. En dan zegt ze alles in vijf woorden: ‘I haven’t actually met him.’

Onbekend is… onbekend. En het kan geen kwaad een en ander goed te bekijken voor we verhalen vertellen. Op de Gantoise, bij de Britse politie, overal. De Grieken maakten zich ervan af door al wie geen Grieks sprak bij hoi barbaroi te classificeren, maar dat zijn vervlogen tijden. Al gaat het in wezen nog altijd om hetzelfde: de diepe angst voor wie anders en dus vreemd is, of lijkt.

Racisme bestaat. Ook in de tijd van Mokuna: hij werd nooit Rode Duivel. En ik ben geen voetbalexpert, maar ik denk wel dat hij een selectie verdiende. Toen kon dat niet. Nu wel. We gaan erop vooruit. Al is racisme natuurlijk niet dood. Net zo min als de discriminatie die er een logisch gevolg van is.

Vraag is alleen hoe we dat aanpakken. Volgend jaar is de racismewet 40 jaar oud. Maar het is zeer twijfelachtig of er spontane feestvreugde gaat uitbreken om die verjaardag te vieren. En het minste dat je kan zeggen is dat de wet niet echt veel heeft geholpen. 10 jaar na de inwerkingtreding bleken er wel veel klachten te zijn geweest, maar die werden massaal (95 %) geseponeerd. En ik denk niet dat we er moeten van uitgaan dat de overgrote meerderheid van onze rechters besmuikte racisten zijn.

Wat natuurlijk niet wil zeggen dat er geen (straf)wet nodig is: wie het meest fundamentele mensenrecht (all men are created equal) schendt, moet hard worden gestraft. Om ook dat met de Amerikaanse grondwet te zeggen: voor mij is dat een self-evident truth. Straffeloosheid is immers altijd onaanvaardbaar; in deze is selectiviteit misplaatst.

Maar een (straf)wet is maar een middel; gelijke rechten is het doel. Vergelijk het met de  veiligheidsketen: repressie is onmisbaar, maar preventie (en pro-actie) ook. En nog daarvoor komt allicht het meest essentiële: erkennen dat er een probleem is. Al zit uitgerekend daar de knoop.

In de Gentse gemeenteraad heb ik het meegemaakt dat een schepen – een Turkse Gentenaar, een voor het overige zeer aangename man – een pleidooi houdt voor praktijktesten omdat hij op straat per uur wel 20 gevallen ziet van niet te miskennen racisme en discriminatie. De man meende dat. En ik – een blanke maar helemaal niet bange man – herken dat niet, en erken dat bijgevolg ook niet. Zelfs als ik ermee rekening hou dat ik net omwille van mijn raciale aanhorigheid minder snel racisme kan herkennen.        

Dat is de essentie van het praktijktest-debat. Praktijktesten – Stijn Baert van de Universiteit Gent heeft overschot van gelijk – zijn het enige middel om het probleem te (h)erkennen. Het verzet van de N-VA is in deze even disproportioneel en zelfs contraproductief als het per se (langs de achterdeur van de lokale besturen) doorduwen van Bart Somers.

Ik kan me overigens niet voorstellen dat gewone VLD-kiezers – de clan Verhofstadt niet te na gesproken, al speelt daar vermoedelijk de aloude maar steeds hernieuwde ijver om de liberale partij zo klein mogelijk te maken – staan te springen om bij het verhuren van het huis dat ze hebben geërfd een boete te riskeren van een discriminatiecontroleur. Onderzoek van uitgerekend Unia toont aan dat de herkomst van de huurder in 90 % van de onderzochte gevallen niet de eerste zorg is; wel zijn/haar inkomen…

En ja, er is een ethisch probleem met die praktijktesten. Huurders of werknemers faken is problematisch, maar als dat alleen dient om duidelijk te maken dat er een ander probleem is – en zo begrijp ik Stijn Baert – dan heiligt het doel ruim de middelen. Dat die testen finaal ook bewijsmateriaal leveren tegen wie obstinaat in de fout gaat, daar valt mijns inziens mee te leven. Al hoop ik dat die praktijktesten zichzelf in geen tijd overbodig maken. Want we moeten meer doen.

Positieve actie, gelijk we zeggen. Ofte good practices. En laten we beginnen met wat u kan terugvinden op Doorbraak (https://doorbraak.be/willem-elsschot-in-burkina-faso/). Ik ben Assita Kanko en zoals jullie kunnen zien ben ik een echte Vlaming. Wat een fantastische openingszin van haar Elsschotlezing. Daarvoor alleen al verdient Assita… een standbeeld. Lezing die ook na de eerste zin zeer de moeite waard is, omdat ze, zoals het werk van Elsschot, over alles gaat. Ook over discriminatie. (Her)lezen aub.

Kanko maakt overigens nog iets anders duidelijk, zij het ongewild. In De Zevende Dag werd ons gemeld dat de redactie met grote moeite mensen had gevonden die met Kanko wilden discussiëren. Ik veronderstel omdat ze expliciet afstand neemt van het slachtofferdiscours. En kennelijk mag dat niet. Het idee – dat werd in de Zevende Dag letterlijk gezegd; zo fors dat Kanko er alleen wow! kon op zeggen – dat zwarte mensen geen racisten kunnen zijn, en dat racisme per exclusionem een wit product is, klinkt misschien voor nogal wat mediamensen zeer aannemelijk, maar het is aantoonbaar onjuist.

Kanko zegt altijd dat ze door Vlaanderen is geadopteerd. Mooi. Maar het bewijst alleen dat we een samenleving zijn waarin je kansen krijgt. En eerlijk gezegd: dat is maar normaal ook. Haar zwarte opponenten bewijzen dat trouwens ongewild óók: anders zaten ze daar niet om haar tegen te spreken.

En dat die kansen niet gelijk zijn is waar. That’s life. Ik wil daar niet over uitweiden maar ik heb nog Grieks en Latijn gestudeerd onder de straatverlichting, want de elektriciteit was afgesloten vanwege niet betaald. En kijk: ik ben er ook geraakt, en volgens velen nu zo rechts als iets. En ik schrijf én op Doorbraak én in De Morgen. Waaraan heb ik dit verdiend?


Eerder

Leve de werkelijkheid

Het was een opvallend moment. Geert Wilders in debat met Rob Jetten, boegbeeld van het links-liberale D66. Wilders heeft nagetrokken dat Jetten, minister van Klimaat in het demissionaire kabinet Ru...

Lees het hele artikel

Nieuw Sociaal Contract

Ik heb het vele keren gedaan voor de VRT: verkiezingsprogramma’s maken. Het eerste was de vinger op de zere plek leggen, proberen te bepalen waar de verkiezingen over gingen. Wanneer je dat doorhad...

Lees het hele artikel

Een uphill battle

Het is zo ver: Doorbraak zit al een kleine week in een nieuw jasje. Er is een vaste ploeg die beslagen op het ijs staat, er zijn ook nieuwe mensen die voor Doorbraak schrijven. Het is tijd voor de ...

Lees het hele artikel

Raar, en het doet zeer

Ik kreeg het van jongs af aan ingelepeld. Toen ik nog maar nauwelijks kon lezen zag ik het in verschillende talen op de toren staan: Nooit meer oorlog. Het is lange jaren meegegaan. Het werd een L...

Lees het hele artikel