11 juli-boodschap(pen)

Vlaanderen is misschien wel de enige regio in Europa met twee vlaggen, die bovendien sterk op elkaar lijken. Er is de officiële vlag (de leeuw met rode klauwen) en er is de strijdvlag (de leeuw met zwarte klauwen). Er zijn mutatis mutandis Vlamingen en flaminganten. Dat wijst minstens op paradoxen.

Zo stemt ongeveer de helft van de Vlamingen voor twee partijen die niet bepaald verliefd zijn op België. En je kan ook niet zeggen dat ze dat proberen stil te houden: een onafhankelijk Vlaanderen is voor beide het (impliciete of expliciete) einddoel, wat de facto het einde van België betekent.

Desondanks vindt een zeer ruime meerderheid van de Vlamingen dat België moet blijven bestaan. Opvallend veel kiezers van het Vlaams Belang denken zelfs dat met meer België veel problemen kunnen worden opgelost. Mocht het Belang ooit zijn programma moeten uitvoeren, dan dreigt die partij een aanzienlijk deel van haar electoraat diep teleur te stellen.

Wel is er in Vlaanderen (en ook in Wallonië) een zeer grote meerderheid die vindt dat de Belgische staat en zijn sinds 1970 zes keer vertimmerde structuren niet behoorlijk werken. De complexiteit is verlammend, bleek ook in de Coronacrisis. Herinner u dat voor de beschrijving van de Belgische bevoegdheidsverdeling na de zesde staatshervorming meer dan 900 bladzijden nodig waren.

Binnen die bijna-consensus is er ook nog eens een ruime meerderheid die vindt dat de regio’s veel meer zeggenschap moeten hebben. Een beetje kort door de bocht: de regio’s doen alles apart, behalve als ze beslissen om het samen te doen. Eigenlijk is dat het confederale model.

Alleen blijkt dat woord besmet. In De Doodgravers van België van Wouter Verschelden blijkt dat Bart De Wever en Paul Magnette het over de hertekening van onze staat in grote lijnen eigenlijk eens zijn. Alleen vraagt Magnette het woord confederalisme te mijden. Kwestie van dat model bij zijn achterban verkocht te kunnen krijgen zonder te moeten zeggen dat dat eigenlijk het model is van de N-VA…

Dat is een in wezen louter semantische discussie die ook in Vlaanderen is gevoerd. Want hier stuiten we op de volgende paradox. Nog voor de N-VA had zowel Open VLD als CD&V het confederalisme in zijn partijprogramma staan. Al pakten ze daar niet al te nadrukkelijk mee uit. Maar toen de N-VA er een cruciaal programmapunt van maakte, werd dat confederalisme bij de twee andere partijen prompt geschrapt. De VLD ging zelfs nog een stap verder: al enige tijd zeggen de Vlaamse liberalen, net zoals Groen, dat België weer meer bevoegdheden moet krijgen. Als je je niet meer zo goed kunt herinneren wat je eigen Vlaamse standpunt ook alweer was, kun je altijd nog eens je keel schrapen en ‘O dierbaar België’ aanheffen.  

Maar wie goed kijkt ziet dat er eigenlijk in alle politieke partijen meningsverschillen zijn over de staatsordening. En voor alle duidelijkheid: niet over de details; ook over de grote lijnen.

Ook binnen de N-VA, die zich tot dat thema verhoudt als de vlag tot haar leeuw. Het blijft vooralsnog onzichtbaar voor buitenstaanders, maar er is binnen die partij een ‘querelle des anciens et des modernes’ bezig. De anciens zweren bij het Vlaams-Waalse model, waarbij Brussel als het erop aankomt een gemeenschappelijke bevoegdheid is. Anderen zien dat de werkelijkheid intussen is geëvolueerd: de Brusselse identiteit bestaat, en, zeggen ze, uitgerekend nationalisten moeten dat erkennen. Het is de vaak geciteerde evolutie van Brusselse Vlamingen naar Vlaamse Brusselaars. Wie Wouter Verschelden leest, merkt dat Bart De Wever in het kamp van de modernen zit. Indien al niet uit overtuiging, dan minstens uit berekening: die ‘oplossing’ is haalbaar; de andere niet.

En dan is er ook nog eens een financiële werkelijkheid die voor wie de knopen moet ontwarren minstens even bepalend zal zijn. Want een oefening waarbij België wordt hertekend op een wit blad is intellectueel interessant en misschien zelfs inspirerend, maar bezijden de werkelijkheid. Ons blad is niet wit. Het staat vol rode cijfers, en daar kan niets van worden uitgegomd.

Wie denkt dat de solidariteit tussen de gewesten morgen kan ophouden, stort de anderen én zichzelf in de grootst mogelijke ellende. Dat is economische zelfmoord. Het zal dus volgens de methode Dehaene moeten: het einddoel ligt vast, maar de onderhandelingen kunnen over niets anders gaan dan over de kleine en grotere stappen die naar dat doel moeten leiden.

Over dat einddoel spreekt Magnette bij Verschelden behartenswaardige woorden: de Franstaligen moeten begrijpen dat de Vlamingen niet eeuwig willen betalen, en ze kunnen ook niet eeuwig een beroep doen op het federale niveau.

Dat valt dus op bij de viering van 11 juli: er weerklinken vele keren dezelfde woorden, maar hun betekenis hangt bij wijze van spreken af van de voorkeursvlag. Alles is relatief.

In die zin was de toespraak van parlementsvoorzitter Homans vorige zondag opvallend anders dan anders: geen martiaal taalgebruik over de vijand en de strijd (in vele 11 juli-toespraken vaak letterlijk gekopieerd uit De Leeuw van Vlaanderen van Conscience); wel over waar het echt over gaat: we hebben recht op beter bestuur. En daarom moeten we onze staat hertekenen. En het wordt de hoogste tijd dat we én de polarisering én alle relativiteit opzijzetten en er gewoon werk van maken.

Doorbraak, 13 juli 2021


Eerder

Leve de werkelijkheid

Het was een opvallend moment. Geert Wilders in debat met Rob Jetten, boegbeeld van het links-liberale D66. Wilders heeft nagetrokken dat Jetten, minister van Klimaat in het demissionaire kabinet Ru...

Lees het hele artikel

Nieuw Sociaal Contract

Ik heb het vele keren gedaan voor de VRT: verkiezingsprogramma’s maken. Het eerste was de vinger op de zere plek leggen, proberen te bepalen waar de verkiezingen over gingen. Wanneer je dat doorhad...

Lees het hele artikel

Een uphill battle

Het is zo ver: Doorbraak zit al een kleine week in een nieuw jasje. Er is een vaste ploeg die beslagen op het ijs staat, er zijn ook nieuwe mensen die voor Doorbraak schrijven. Het is tijd voor de ...

Lees het hele artikel

Raar, en het doet zeer

Ik kreeg het van jongs af aan ingelepeld. Toen ik nog maar nauwelijks kon lezen zag ik het in verschillende talen op de toren staan: Nooit meer oorlog. Het is lange jaren meegegaan. Het werd een L...

Lees het hele artikel